Ga naar de inhoud

Weaving resistance - Amsterdam 2025

Verslag: Plenaire sessie

1. Plenair

(Zaterdagochtend 28 januari; plms 50 aanwezigen)
 
Heleen opent deze 2DH5-dag en legt uit waar het idee voor dit festival vandaan komt. De laatste jaren zakte de wereldwijde globaliseringsbeweging steeds meer in elkaar en in Nederland sloeg het Basta-netwerk van lokale zelforganisaties niet echt aan. De deelnemende groepen organiseerden daarom een paar diskussiebijeenkomsten met als vraag: hoe nu verder? De uitkomst: het jaarlijks organiseren van twee festivals voor de uitwisseling van strategieën, methoden en technieken bij politieke activiteiten. Uitgangspunt daarbij: vanzelf verandert er niets en er is grote behoefte aan uitwisseling van ervaring en kennis.

2. Workshop “Lokaal Radikaal”

 Daarna is het woord aan David die de workshop “Lokaal Radikaal” voor zit. Het komt in Nederland niet vaak voor dat lokale politieke groepen voor langere tijd een positie weten op te bouwen in een stad. In veel gevallen komt er na verloop van tijd de klad in, of moet men zich door gebrek aan medewerkers volledig richten op het overeind houden van het eigen project. Er zijn echter ook voorbeelden van lokale groepen die in de loop der tijd uitgroeien tot inspirerende vrijplaatsen, en die naast het in stand houden van lokale projecten ook nog tijd hebben om deel te nemen aan landelijke activiteiten en samenwerkingsverbanden. In deze workshop willen we de dilemma’s en mogelijkheden van lokale politieke groepen bespreken. Als het even meezit willen we de succesformule ontdekken voor het opzetten van dynamische en goedlopende lokale groepen. David introduceert de panelleden Ger en Ludwig, die actief zijn in de anarchistische beweging in Gent, Christiaan en Bas van het voormalige Autonoom Centrum in Amersfoort en Titus en David M. van vrijplaats “Uberflex Multiplex” in Leiden. Een aantal vragen komen aan de orde. De eerste: Wat was nodig voor het ontstaan van actieve politieke groepen in deze steden? Uit alle drie steden blijkt het bestaan van een kraakbeweging en van ‘politieke’ kraakpanden een belangrijke voorwaarde. Die panden bieden onderdak aan allerlei groepen, zijn een ontmoetingsplek en bieden ‘nieuwe’ mensen de mogelijkheid kennis te nemen van (en deel te nemen aan) de diverse activiteiten (zoals anarchistische of autonome centra, eetcafees, weggeefwinkel, infoavonden, optredens etc.). Toch zijn een of meerdere kraakpanden niet genoeg: er moet ook een basisgroep zijn die activiteiten trekt, die de continuiteit waarborgt. De aanwezigheid van een universiteit lijkt een pré. Verder is in Gent van belang dat de liberale opstelling van de burgermeester ruimte biedt (meer dan in andere Belgische steden).
  De succesvolle mobilisatie rondom de Irak-oorlog leidde in Amersfoort tot de kraak van een pand in het centrum, alwaar 8 maanden lang een bloeiend Autonoom Centrum fungeerde. Na de ontruiming ervan lukte het niet een nieuw pand te kraken en de bestaande panden wilden geen ruimte bieden aan activiteiten met een politieke ‘uitstraling’. De basisgroep was moegestreden en te klein om het AC-initiatief te kunnen laten voortbestaan.

pict5473
 
Waarom ontstaat er ergens een succesvol project, maar elders niet?
 
Ludwig en Ger uit Gent: diverse factoren – soms ook toevaltreffers – bepaalden waarom bijvoorbeeld Gent wel en Antwerpen niet uitgroeide tot anarchistisch bolwerk in België. Gent vormt een uitzondering in conservatief en saai West-Vlaanderen en de bestaande activiteiten trokken al snel veel mensen aan. Er is een kritische massa, de groepen zijn autonoom en er zijn veel dwarsverbanden. Toch zijn maar 3 of 4 van de honderd kraakpanden politiek actief. In Antwerpen was vaak sprake van groepen die alle politieke activiteiten en projecten onder één noemer wilden onderbrengen, hetgeen leidde tot oneindige diskussies en weinig beweging. Volgens Ger is het ook belangrijk dat mensen zich kunnen vinden in wat er gebeurt en wat mogelijk is. In Amersfoort bleek het faciliteren van nieuwe activiteiten en projecten door het AC niet voldoende; mensen waren wel enthusiast om ergens aan te beginnen maar namen te weinig verantwoordelijkheid om er na zo’n eerste begin mee door te gaan. Over bleven een paar initiatieven die wel veel publiek trokken maar die op slechts een paar mensen draaiden. Het AC vond geen antwoord op de vraag hoe dit beter te organiseren. Volgens Ger kun je dus niet stellen dat zoiets mislukt is; het is gewoon als project gestopt. Titus en David M. schrijven het wat betreft Leiden ondermeer toe aan de aanwezigheid van geïnteresseerde studenten en hun mogelijkheden om tijd vrij te maken voor politieke activiteiten. Verder zijn de projecten die een plek vonden in “Uberflex Multiplex” autonoom van elkaar en hoeven ze niet te voldoen aan een bepaalde ideologie of organisatie-idee. (dat verschilt in zekere zin van wat er al in Leiden bestaat). Er is daardoor veel ruimte om iets op te zetten dat aansluit bij de eigen behoefte van de groepen. Ondanks de vele activiteiten en projecten in Leiden is de betekenis van de anarchistische beweging daar toch marginaal. Volgens David M. zou niet gestreefd moeten worden om vanuit een bepaalde ideologie een revolutionaire beweging op te zetten, maar kan dat wel bijproduct zijn van ‘de spelende mens’. Daarom is het de moeite waard om door te gaan met projecten ook al trekken ze niet veel ‘publiek’. Het gaat daarbij niet zo zeer om het profileren als ‘anarchistisch’ maar meer om de praktijk van werk en organisatie. In steden waar geen infrastruktuur is – als Almere (Nl) of Aalst (B) – blijkt het juist lastig of onmogelijk te zijn iets op te zetten. Dat hangt af van veel factoren, waaronder de mate van repressie en of mensen voortijdig afhaken en naar elders verhuizen. Hasselt (B) is een voorbeeld waar zonder een uitgebreide kraakinfrastruktuur toch veel gebeurt, en wel vooral op straat. 

 pict5467

Er ontstaat een diskussie over het aantrekken van nieuwe mensen, laagdrempeligheid, doorstroming en scene-tjes die soms ontstaan. Maar ook over consumptisme, vrijblijvendheid en ervaringen met/verwachtingen van de inloopfunktie van bijvoorbeeld eetcafees en filmprojecten. In steden als Gent en Leiden is er voldoende ruimte voor mensen om vrijblijvendheid om te zetten in een meer strukturele deelname. Het AC in Amersfoort verwachtte echter blijkbaar teveel van het publiek (steevast een politiek film na elke ‘eetavond’) en dat werkte niet goed. Hiermee is al een voorschot genomen op de volgende vraag:
 
Hoe voorkom je preken voor eigen parochie, en de vorming van een subcultureel getto?
 
De media stellen anarchisten altijd op een lijn met terroristen. Volgens Ludwig is daarom de naamskeuze van activiteiten en groepen bepalend voor de eerste stap van buitenstaanders om een kijkje te nemen. De Alternatieve Boekenbeurs in Gent is succesvol, maar zou dat waarschijnlijk niet zijn geweest onder de naam Anarchistische Boekenbeurs. Volgens Christiaan schrikte de naam ‘Autonoom Centrum’ sommige mensen in Amersfoort af. Ontmoetingsplekken als de Volxkeuken in Gent zijn van belang: ze tonen het anarchisme in de praktijk en geven informatie over wat verder georganiseerd wordt. Daarnaast bieden ze de mogelijkheid er thematische info- of filmavonden te houden. Hoe langer een ontmoetingsplek blijft funktioneren, hoe meer aantrekkingskracht, bekendheid en doorstroming er is. Belangrijk is dat er persoonlijke contacten worden gelegd. Vanuit de zaal wordt opgemerkt dat er vaak negatief gedaan wordt over de vraag “hoe voorkom je preken voor eigen parochie?” terwijl er juist te weinig aandacht besteed wordt aan de vraag ‘hoe houd je elkaar geïnspireerd?”. En wat betreft het aantrekken van nieuwe mensen gaat het er om over hoe je je ontvangen voelt. ‘Nieuwe’ bezoekers in sommige cafees worden nog steeds weggekeken en genegeerd als ze er niet uitzien volgens de heersende norm… Dat heeft ook te maken met overdreven paranoia en (algemeen voorkomende) beslotenheid van sociale klupjes. Ludwig: opdringen van ideeën en ideologische versmalling averechts werken. Projecten moeten verder zo concreet mogelijk zijn om de interesse van buitenstaanders op te wekken. Vanuit de zaal: is de uitsluiting van bijvoorbeeld kraakcafees niet veel meer cultureel dan ideologisch? Sommige plekken lijken alleen bedoeld voor ‘jong, zwartgekleed en heftig’ terwijl er ook radikalen onder mensen met kinderen en bejaarden zijn. En ook hier zijn vooral witte, jonge mannen aanwezig. Blijkbaar lukt het slechts in beperkte mate om mensen uit alle delen van de maatschappij bij de activiteiten te betrekken. Waar zijn trouwens die vele ouderen die al jarenlang actief zijn of waren? Treedt er na jaren bijna altijd aktiemoeheid op?
 
Aan het eind nog even over de vraag: Moet je kiezen tussen lokaal of landelijk actief zijn of kan het allebei?
 
  Ludwig en Ger kennen weinig Gentse projecten die bedoeld zijn als landelijke activiteit. Wel waren er mensen van buiten betrokken bij de ontruiming van de Brusselse Poort. Vanuit de zaal wordt gemeld dat ‘Gent’ verweten wordt zich niet te interesseren voor wat er verder in België gebeurt (vlg. Amsterdam en de rest van Nederland)… Het AC in Amersfoort was wel een ‘springplank’ voor Amersfoorters om mee te doen aan landelijke activiteiten, en met veel enthusiasme. Maar ook hier ging het niet om een strukturele samenwerking met andere lokale groepen. (De groep die nu nog het de Weggeefwinkel draait, is een andere dan die destijds met het AC bezig waren). De succesvolle aktie ‘Woonstrijd’ in Wassenaar [zie: workshop ‘Zichtbaarheid’] die voortkwam uit het Landelijk Overleg Kraakbeweging leidde tot een goede samenwerking tussen kraakgroepen uit Leiden, Haarlem en de Pijp (Amsterdam). Leiden zou haar contacten willen uitbreiden tot geheel Zuid-Holland; het opzetten van een landelijk netwerk wordt echter niet als levensvatbaar gezien. Volgens David M. moet een lokale groep zich niet laten opslokken door landelijk werk; plaatselijke kennis en mobilisatie vormen de basis en daar moet je energie in blijven steken. Vanuit de zaal wordt opgemerkt dat opstartende groepen in kleinere plaatsen wel behoefte hebben aan landelijke steun en de uitwisseling van kennis en ervaring. Dit was een van de redenen voor de oprichting van het Basta-netwerk. Voorstellen om dit te concretiseren: ‘de aktiebuddy’, basisinformatie via Wiki (internet encyclopedie), lijst met contactadressen op de 2DH5-site… – – – –