De activistenfilm is over het algemeen een slap aftreksel van wat we dagelijks op televisie zien. Bijna elk verslag van bijna elke actie lijkt op elkaar ondanks eventuele ´opleuking´ door een snellere montage of het plaatsen van een muziekje onder de beelden.
Het eindresultaat is meestal een slaapverwekkend en oncreatief geheel dat er meestal niet eens in slaagt om het ´eigen´ publiek te vermaken of te boeien.
Doelstellingen
-De activistenfilm benaderen vanuit een filmisch oogpunt.
-Geen registratie maar observatie waardoor er een op zichzelf staande film ontstaat.
-Bewust worden van ´het makerschap´ en het concentreren op je vertelling.
-`Datgene zichtbaar maken dat zonder jou niet zichtbaar is´
Inhoud
Filmtaal en vertelling
Het is noodzaak dat je als filmmaker ervan bewust bent dat je een bepaalde ´taal´ hanteert: Filmtaal.
Als maker moet je bewust zijn van het feit dat elk beeld dat je in de montage achterelkaar stopt iets vertelt aan de kijker en dat daarom automatisch elk beeld dat in de film komt, een weloverwogen keuze moet zijn.
Doordat je met taal werkt, ben je automatisch ook bezig met een vertelling. Dat is minstens zo belangrijk om te beseffen. De activistenfilm van vandaag de dag is daarom te vergelijken met, als je het zou vertalen naar de geschreven taal, een boek met alleen maar dezelfde woorden of kriskras letters doorelkaar. Simpelweg omdat er niet bij stil word gestaan dat er sprake is van een ‘vertelling’. Door het willekeurig omgaan met, of het niet bewust zijn van iets als filmtaal, word de film een onsamenhangende waas van beelden en dan ontstaat er ‘ruis’.
De activistenfilm is het beste te vergelijken met een vakantiefilm van je oom en tante. Wie valt daar niet bij in slaap? Het is hoogstens eventjes interessant voor de eigen kinderen maar voor een breder publiek is het dodelijk saai. Daar ligt precies dezelfde oorzaak in. Omdat er namelijk bij de vakantiefilm en activistenfilm alleen maar word ‘gekeken’ en geregistreerd met de camera. Er word niet geobserveerd, laat staan dat er iets wezenlijks verteld word.
De vakantiefilmer zou zeggen: “Kijk, een berg”. Een filmmaker daarentegen, zou zichzelf afvragen waarom die berg hem zo aanspreekt en fascineert en vervolgens zou hij deze fascinatie in filmtaal omzetten en zou hij bijvoorbeeld willen vertellen: “de berg is ontzettend hoog”. Dát is namelijk al een vertelling. Door de berg simpelweg eventjes te filmen vertel je namelijk nog niet dat hij ontzettend hoog is.
Je dwingt jezelf dus tot keuzes door die zin voor jezelf te formuleren. De zin “de berg is ontzettend hoog” is simpel in woorden, maar hoe ga je dat in godsnaam vertalen naar filmtaal? En hoe mooi zou het zijn als het je lukt om dat in een beeldenreeks te vertellen en over te brengen? Als het je lukt om de kijker zelf te laten voelen en denken: “wow, wat is die berg hoog” dán heb je de aandacht en dát is de essentie van film maken.
WAT wil ik vertellen?
Uit het hier boven staande blijkt al dat een stelling innemen erg belangrijk is: Voor jezelf helder maken wát je wilt vertellen. (en dus niet ALLES willen vertellen!)
Dus ook tijdens een demonstratie kun je talloze keuzes maken wát je daarvan wilt laten zien. Is het al het lawaai tijdens de demonstratie? Is het de verscheidenheid aan mensen? Of juist de eenheid van mensen? Is het de creatitiviteit of juist niet? Is het de woede of de vrolijkheid? Zijn het de reacties van omstanders? De politierepressie? Of is het de lokatie waar het plaatsvindt? Etcetera. Keuzes hierin maken dwingt je om elke keer weer een andere positie in te nemen. Het dwingt je om andere dingen te vertellen en te laten zien. Het helpt bovendien bij het creëren van een ronde film, met een begin en een eind waar de kijker aan het eind bijvoorbeeld ook een conclusie kan trekken.
Ga dus na bij jezelf wat je zelf het meest boeiend vind tijdens een actie, of misschien vind je het wel oersaai. Probeer te benoemen wat je fascineert, irriteert, blij maakt, woedend maakt, verdrietig maakt of ontroerd. Daardoor kan er een interessante, persoonlijke benadering ontstaan (en daarmee een bijzondere film) en daarop is de zin “maak zichtbaar wat zonder jou niet zichtbaar zou zijn” toepasbaar.
Hoe ga ik het vertellen?
Veel moeilijker dan je inhoud te bepalen is de manier hoe je die inhoud vervolgens gaat verbeelden. Hoe leidt je het in? Heb je ‘visual evidence’ (hét shot of de reeks beelden waarin jouw inhoud precies en heel duidelijk naar voren komt)?
Hoewel deze visual evidence belangrijk is, moet je proberen te voorkomen dat je gaat fotograferen. In de fotografie probeert men heel vaak in 1 beeld een heel verhaal te vertellen. De kracht van film is juist dat je daar naartoe kan werken en dat je geleidelijk aan dingen prijs kunt geven. Kortom, de kracht van vertellen ligt vaak in het nog niet vertellen! Eigenlijk is een film continu opgebouwd uit allemaal spanningslijntjes waarbinnen je ook weer andere dingen kunt vertellen of kunt inleiden. Je stelt steeds vragen waarna je gaat spelen met wanneer je het antwoord geeft. Daarmee blijft een kijker geboeid omdat hij de antwoorden wil weten. Deze tactiek kan zowel toegepast worden op de inhoud van de film als beeldend element.
Bedenk ook dat er een belang van je onderwerp word gecreëerd als je spanning opbouwt. Als je meteen alles prijsgeeft wek je ook niet de indruk dat het van belang is. Er is dan geen dreiging of wat dan ook.
(voorbeelden filmfragmenten werden vertoond. Als eerste een heel duidelijk voorbeeld uit de film Jurassic Park omdat daar de vorm van filmvertelling heel letterlijk in naar voren komt. Daarna kwam de beginscene uit de Hongaarse film Hukkle, opzich veel moeilijker om de kracht van het ‘nog niet vertellen’ in te ontdekken maar in principe net zo sterk toegepast als in Jurassic Park. Ook werd hierin duidelijk hoe je mensen 5 minuten lang boeiend naar iets kunt laten kijken (en dat de kijker verder wil kijken) zonder dat er écht iets wezenlijks is gebeurd in de film. )
Om het concreet te kunnen maken zou je bijvoorbeeld het lawaai van een demonstratie kunnen nemen als vertelling.
Formuleer voor jezelf dat je “de korte invasie van lawaai en chaos in een stad” wilt laten zien. Een grote fout die mensen maken is dan om continu ‘lawaai’ (schreeuwende mensen, drums, toeters etc) te gaan filmen. Opzich is dat een logische gedachte maar als je continu lawaai hoort dan word dat normaal en word het een ‘ruis’. In het ergste geval probeert de kijker het geluid zelfs weg te denken omdat het irritant is. Kortom, als je iets over het lawaai wilt vertellen, dan zul je juist de stilte moeten laten ‘zien’. Als stilte namelijk word verbroken, dán vertel je iets over lawaai.
Geluid
Wat erg van belang is, en dat vaak word vergeten, is het geluid. Wat doe je daarmee? Waarom zou je alleen het geluid gebruiken dat ‘toevallig is meegekomen tijdens het filmen?’. Als je het wil hebben over een kind in de verte, waarom zou je dan twee kletsende tantes of auto’s op de achtergrond moeten horen? En waarom zou je niet de wieltjes horen van het autootje waar het kind mee speelt (ondanks dat hij 25 meter verderop staat?)
Door geluid kun je de aandacht op iets leggen, kun je belangrijke elementen in de film isoleren en benadrukken. Het kan de film maken en breken.
Andere optie is om de inhoud en betekenis van het beeld door middel van geluid te beïnvloeden. Een straat filmen met het daar aanwezige geluid vertelt opzich weinig. Wanneer je vlagen van spelende kinderen hoort, roept het al sneller iets van een herinnering op. Of zet er een nieuwsradiobericht onder, de inhoud zal dan al snel gelinkt worden met iets (een moord?) dat blijkbaar in de straat gebeurd is.
(Om dit te versterken werden twee fragmenten uit de documentaire 4 Elements vertoond. Een film waar bijna al het geluid later is toegevoegd. Er werd gewezen op zowel sferische beïnvloeding door middel van geluid als inhoudelijke beinvloeding).